De katholieke traditie kent zeven sacramenten:
doop (doopsel),
eucharistie (ook wel eerste communie genoemd, naar de eerste gelegenheid dat een gedoopte katholiek mag deelnemen aan de eucharistie),
vormsel,
huwelijk,
wijding (tot diaken, priester en bisschop),
biecht,
en ziekenzalving.
Elk sacrament wordt 'toegediend' of 'bediend' door een gewijde ambtsdrager.
Een diaken mag dopen en een huwelijk inzegenen.
Een priester mag datzelfde, maar ook de eucharistie vieren, biecht afnemen (of 'biecht horen') en de ziekenzalving toedienen.
Een bisschop als laatste mag alle sacramenten bedienen, en exclusief die van wijding en vormsel.
Een sacrament is in de eerste plaats een viering, en geen ding of een formule,
maar de sacramentsvieringen maken wel gebruik van symbolen.
Elk van de zeven sacramenten (met de uitzondering van de private biecht en in enkele gevallen de ziekenzalving)
wordt in principe gevierd in een levende geloofsgemeenschap in een zeer bepaalde liturgische setting.
Elk sacrament kent dan ook zijn eigen liturgische en rituele voorschriften.